Robbert Dijkgraaf presenteert de nieuwe VPRO-serie The Mind of the Universe. Een bezoek aan Princeton, waar het programma geboren werd.

Robbert Dijkgraaf (1960) heeft een paar vierkante meter in het paradijs. Een zeshoekige werkkamer met uitzicht over een glooiend gazon dat elke dag een grasmaaier ziet. Meterslange boekenkasten, krijtbord, ramen tot aan het hoge plafond. Ooit was dit het kantoor van zijn bijna-naamgenoot, de illustere natuurkundige Robert Oppenheimer. Hier werkt Nederlands bekendste wetenschapper aan zijn onderzoek, de snaartheorie, een speech of een wervende mail aan gulle geldschieters. Taken die horen bij zijn directeurschap van het Institute for Advanced Study (IAS) in de Amerikaanse stad Princeton, even ten zuidwesten van New York. Een privaat en onafhankelijk instituut gefinancierd door bewonderaars van puur theoretisch onderzoek. Een plek die, in een poging het te typeren, ook wel een ‘intellectueel walhalla’ of het ‘Real Madrid van de wetenschap’ wordt genoemd.

Ontspannen leunt Dijkgraaf achterover in zijn tuinstoel op het terras achter zijn ambtswoning tegenover het instituut. Vers gestreken lichtblauw overhemd en kaki pantalon. Aan niets is te merken dat hij zo’n drukke agenda heeft dat jij of ik er gillend gek van zouden worden. Jazeker, deze plek is uniek. Nergens anders ter wereld zijn wetenschappers zo onafhankelijk en krijgen ze zoveel vrijheid om hun eigen nieuwsgierigheid te volgen als hier aan het IAS, vertelt hij. Geen energieslurpende studenten, geen offtopic lezingen, geen beurzen aanvragen of tijdrovend commissiewerk, geen slopende deadlines of wekelijks bowlen met collega’s. Wiskundigen, natuurkundigen, historici, sociologen, filosofen, sterrenkundigen; de 23 permanente geleerden en 200 streng geselecteerde
gastonderzoekers hebben geen enkele verplichting. Kennis vergaren is hun enige missie. Dijkgraaf neemt een slok van zijn sparkling water. ‘We hopen dat die vrijheid tot iets verrassends, iets geks leidt.’

Bufferzone

Het IAS werd in 1930 opgericht als een ‘paradise for scholars’ door een man met een idee, onderwijshervormer Abraham Flexner, en twee welgestelde filantropen op zoek naar een idee, broer en zus Louis Bamberger en Caroline Bamberger-Fuld. Einstein was een van de eerste professoren. ‘Ich bin Feuer und Flamme dafür,’ zou deze verheugd over zijn aanstelling met riante toelage gezegd hebben. Andere voor de nazi’s vluchtende Europese masterminds volgden, zoals wiskundigen Kurt Gödel en John ‘fonkelend intellect’ von Neumann. Sindsdien komen de briljantste geesten, waaronder 33 Nobelprijswinnaars, hier samen om in de voetsporen van Einstein theoretisch toponderzoek te doen.

‘The Aaj Ee what?’ ‘You mean Princeton University?’ ‘Never heard of.’ Op een steenworp afstand, in downtown Princeton, hebben verrassend weinig mensen van het IAS gehoord. Het ligt dan ook goed weggestopt aan de rand van het stadje, ingenesteld in 200 hectare bossen. De bufferzone, noemt Dijkgraaf het. Ver weg van toeterende pick-ups en frappuccino slurpende studenten. Zo kunnen de grootste talenten uit de wetenschap zich volledig concentreren op het pure denken.

Geen woord. Geen geluid. Stilte, in de werkkamer van Juan Maldacena op de eerste verdieping van de natuurkundefaculteit. De theoretisch natuurkundige en twee jongere collega’s kijken minutenlang zwijgzaam naar het volgekalkte schoolbord van de Argentijn. Hun kleding matcht verrassend goed met de uitgesleten  grijsgroene vloerbedekking. De heren zijn afgedaald naar de diepste krochten van hun brein. Daar waar zich het antwoord schuilhoudt op de vraag hoe een van de bizarste fenomenen in de theoretische natuurkunde – kwantumverstrengeling – te  verenigen is met Einsteins relativiteitstheorie.

Maldacena voelt dat hij dicht bij de oplossing is. Bijna onhoorbaar verbreekt de man die ook wel ‘de nieuwe Einstein’ wordt genoemd de stilte. ‘We hebben variaties nodig op...,’ prevelt hij verlegen. De rest van de zin gaat verloren. Zijn jongere collega’s mompelen evenwel instemmend. Hij stapt naar voren, voegt met een krijtje enkele getallen toe, doet weer een stap naar achteren en neemt opnieuw zijn positie in als levend standbeeld naast de andere twee versteende denkers. Een nieuwe, lange denkpauze volgt. 

Burgemeester

‘Als 27-jarige promovendus mocht ik een maand op het IAS verblijven,’ vertelt Dijkgraaf. Een droom die uitkwam. Hij ontmoette zijn grote held, natuurkundige Edward Witten. ‘Tot mijn verbazing was hij écht geïnteresseerd in wat ik dacht.’ Eenmaal terug in Amsterdam had hij het gevoel uit het paradijs gegooid te zijn, zegt hij over die tijd. In 2012 keerde hij terug. Met zijn vrouw, auteur Pia de Jong, en hun drie kinderen. Hij was unaniem verkozen tot de nieuwe directeur. Een baan die hij zelf omschrijft als ‘burgemeester van een onafhankelijk Gallisch verzetsdorp’. ‘Wij wilden alleen hem,’ zei zijn voorganger, natuurkundige Peter Goddard.

Soepel zwaait Dijkgraaf een been over zijn sportieve fiets. Een cognackleurige aktetas bungelt aan het stuur. Even naar een afspraak met een potentiele donateur. Dat biedt kans om de weelderige campus te bezoeken. Hier geen knetterende boombox of uitbundige vrolijkheid, geluiden die bij een doorsneecampus horen. Wat direct opvalt is de rust. Op de hysterische herfstkleuren na is de parkachtige omgeving ontdaan van elke prikkel. Een Turkse dame en een Duitse jongen discussiëren op bijna-fluistertoon over log geometrische technieken voor open invarianten in spiegelsymmetrie. De Zuid-Afrikaanse wiskundige Peter Sarnak hangt ontspannen in een tuinstoel onder een eikenboom en werkt wat onmogelijke formules uit.

Geen ruimte voor middelmaat in dit intellectuele paradijs. ‘Veel mensen werken hier juist aan de moeilijkste raadsels op aarde,’ vertelt Dijkgraaf, terug van zijn afspraak. Vragen zoals: wat is ruimte, wat is tijd? Waarom is materie soms hard en soms zacht? Waarom schijnt de zon, waarom is het gras groen? ‘Kinderlijke vragen eigenlijk. Maar zelfs al die ideeën van Einstein bieden geen antwoord. Wetenschappers wereldwijd proberen nou eenmaal de wereld om zich heen te begrijpen. Vergelijk het met het bouwen van een hoge toren. In Princeton gieten we de betonnen fundering. Het theoretisch fundament van de wetenschap.’

'Veel mensen werken hier aan de moeilijkste raadsels op aarde'

Robbert Dijkgraaf

Harry's bar

Dijkgraaf weet als geen ander het Gallische verzetsdorpje een smoel te geven door op het eerste gezicht abstract onderzoek met enthousiasme met een breed publiek te delen. Met eenzelfde plezier presenteert hij nu de nieuwe vpro-serie The Mind of the Universe.

Ruim drie jaar geleden reisden tv-makers Rob van Hattum en Gijs Meyer Swantee naar Princeton. Samen met de kersverse directeur werkten ze het concept uit voor The Mind of the Universe. In tien afleveringen gidst Dijkgraaf de kijker langs intieme portretten van vooraanstaande internationale wetenschappers die vertellen hoe hun vakgebied onze toekomst gaat veranderen. Grensverleggers als geneticus George Church, planetenjager Sara Seager, het Braziliaanse wiskundewonderkind Artur Avila of de Chinese kwantumfysicabelofte Jian Wei Pan.

‘Nog nooit is het zo spannend geweest in de wetenschap,’ zegt Dijkgraaf. ‘Onze kennis over de wereld neemt razendsnel toe. Nieuwe kennis, nieuwe technologie, het zal onze levens totaal veranderen.’

De 21ste eeuw zal een bijzondere zijn. Een eeuw waarin één soort het lot van een planeet kan bepalen. Waarin we een verschuiving zien naar nieuwe intelligentie, van elektronen en machines. Waarin we misschien andere planeten zullen koloniseren. De pioniers uit The Mind of the Universe laten ons zien hoe die toekomst eruit zou kunnen zien. ‘Maar wat mij ook aanspreekt in deze serie is dat het niet alleen over de ontdekkingen gaat, maar óók over de pioniers zelf. We leren wat hen drijft, waar ze van wakker liggen of van dromen. Wetenschap is een menselijke bezigheid. Je hebt verkenners, dromers, spelers, denkers, scheppers. Die rijkdom in de wetenschap is een reflectie van onze menselijke geest,’ besluit Dijkgraaf.

Hij kijkt op zijn horloge. Vijf uur, maandagmiddag. Dat betekent: Harry’s Bar. Het is volle bak vandaag in het geïmproviseerde café in de hoek van de IAS-kantine. Niet met bebaarde bikers, maar met IAS-professoren. Allemaal komen ze voor de wekelijkse lezing. ‘Gauss’ brein’ dit keer. Didier Fassin is er. Levende natuurkundige legende Freeman Dyson knabbelt op een handje pinda’s. De flamboyante kunsthistoricus Irving Lavin nipt aan een Campari-soda. ‘Oh my God, I absolutely lóve this place. Ze moeten me serieus bedreigen, wil ik hier ooit weggaan,’ lacht de Amerikaan. Ook de gelauwerde wiskundige Pierre Deligne verwoordt wat hier een universeel gevoel lijkt te zijn: ‘Aan een groot raadsel werken, kan alleen obsessief en zonder enige afleiding. Deze plek is uniek. Ik ga hier nooit meer weg.’ Genoeg raadsels om op te lossen. Want zegt Dijkgraaf: ‘We zijn nog maar net begonnen aan het grote avontuur, de wetenschap.’

Meer van the mind of the universe