Chroom is een metaal. Chroom wordt in de scheikunde aangeduid als Cr en heeft atoomnummer 24. 

Chroom-6 moleculen

 De illustratie geeft de structuur van verschillende chroom-6-verbindingen (in oranje) en chroom-3-verbindingen (in groen) weer. Cr is het chroom-atoom, O is een zuurstofatoom. Na is een natriumatoom, Fe is een ijzeratoom en H is een waterstofatoom. De rechte enkele en dubbele lijnen tussen de atomen geven een sterke binding aan. De golvende lijnen tussen atomen geven een binding aan die verbreekt bij het oplossen in water.

De meest voorkomende vormen van chroom zijn chroom-0, chroom-3 en chroom-6. Chroom-6 bindt zich altijd aan een andere stof, zoals zuurstof. Chroom-6 kan dus niet als puur chroom-6 voorkomen. Na deze eerste binding aan zuurstof komt chroom-6 vooral voor als chromaat en dichromaat. Chromaat en dichromaat binden weer aan een andere stof, zoals zink. We spreken daarom altijd over een "chroom-6-verbinding".

Elke chroom-6-verbinding heeft een eigen kleur, aparte samenstelling en unieke eigenschappen. Chroom-6-verbindingen verschillen daarom bijvoorbeeld in hoe oplosbaar ze zijn in water. De mate waarin de chroom-6-verbinding oplost in water is belangrijk, want dat is van invloed op het risico voor de gezondheid.

Chroom-0 wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het verchromen van ijzeren kranen. Chroom-3 zit in mineralen die van nature voorkomen op aarde. Chroom-3 zit onder andere in onze voeding en is onschadelijk voor de gezondheid. 

Chroom-6 zit net als chroom-3 in natuurlijke mineralen. Chroom-6 wordt ook door mensen gemaakt vanwege de roestwerende eigenschap. Chroom-6 is schadelijk voor de gezondheid en kan leiden tot onder andere kanker. Chroom-6 komt vrij bij het spuiten met chroomhoudende verf of door het geverfde oppervlak te schuren, slijpen, zagen of verhitten. Stof waar chroom-6 in zit, komt dan in de lucht.

De chroom-6-verbinding kan op drie manieren in het lichaam terechtkomen: door inslikken (maag), door inademen (longen) of via de huid. De chroom-6-verbinding moet daarvoor eerst oplossen in het water van het longslijm, maagsap of zweet van de huid. Na het oplossen kan de chroom-6-verbinding een lichaamscel ingaan en zo in het lichaam komen.

Nadat chroom-6-verbindingen zijn opgelost in water, worden zij snel omgezet in chroom-3-verbindingen. Dat gebeurt overal in het lichaam. De omzetting kan binnen of buiten een lichaamscel plaatsvinden. Uiteindelijk zullen alle chroom-6-verbindingen worden omgezet in chroom-3-verbindingen, die door het lichaam worden uitgescheiden via de urine. Of de omzetting binnen of buiten een lichaamscel plaatsvindt, bepaalt of het schadelijk is voor de gezondheid of niet.

Omzetting binnen een lichaamscel

Als de omzetting in een lichaamscel plaatsvindt, dan kan schade aan de cel ontstaan. Op de plek in het lichaam waar cellen beschadigd worden, kan een gezondheidsprobleem ontstaan, zoals schade aan het DNA deoxyribonucleic acid (deoxyribonucleic acid) wat kan leiden tot bijvoorbeeld kanker of auto-immuunziekten. De grootste kans op gezondheidsproblemen is daarom in de weefsels dichtbij het punt van aanraking. Daarbij speelt de gevoeligheid van het weefsel ook mee.

Omzetting buiten een lichaamscel 

Omzetting buiten een lichaamscel (zoals in het maagsap, longslijm of zweet) is niet schadelijk voor de gezondheid. Het meeste van de chroom-6-verbinding waar iemand mee in aanraking komt, wordt al onschadelijk gemaakt voor het opgenomen wordt in het lichaam. Maar hoe meer chroom-6-verbindingen in het maagsap, longslijm of zweet terecht zijn gekomen, hoe meer overblijft om lichaamscellen binnen te dringen en schade te veroorzaken.

Onderstaande illustraties geven weer hoe chroom-6-verbindingen in het lichaam terecht kunnen komen en waar de omzetting allemaal plaatsvindt. Deze illustraties en meer uitleg vindt u ook in de informatiebrochure Wat is chroom-6?

 Schematische weergave van hoe ingeademde stofdeeltjes (in blauw) met daarin chroom-6-verbindingen (in oranje) uiteindelijk opgenomen kunnen worden in het lichaam. De grootste stofdeeltjes komen niet verder dan de neusholte en de middelgrote deeltjes niet verder dan de splitsing van de luchtpijp. Alleen de kleinste deeltjes bereiken de longblaasjes. In een longblaasje moet een stofdeeltje met de chroom-6-verbindingen eerst oplossen in het longslijm. Daar wordt een deel van de chroom-6-verbindingen omgezet (witte pijl) in chroom-3-verbindingen (in groen). Alleen de overgebleven chroom-6-verbindingen kunnen de longcellen in en door naar het bloed. Onderweg wordt steeds een deel van de chroom-6-verbindingen omgezet in chroom-3-verbindingen. 

 Schematische weergave van hoe ingeslikte deeltjes (in blauw) met daarin chroom-6-verbindingen (in oranje) uiteindelijk opgenomen kunnen worden in het lichaam. Deeltjes kunnen via de mond binnenkomen, via het snot uit de neus in de keel komen of opgehoest worden uit het bovenste gedeelte van de longen, waarna ze doorgeslikt worden en in de maag terechtkomen. In de maag moet een stofdeeltje met de chroom-6-verbindingen eerst oplossen in het maagsap. Een deel van de chroom-6-verbindingen zal in het maagsap worden omgezet (witte pijl) in chroom-3-verbindingen (in groen). Er gaat steeds een beetje maagsap naar de darmen, waar alle opgeloste verbindingen naar het darmslijm kunnen gaan. Alle overgebleven chroom-6-verbindingen in het darmslijm kunnen de darmcellen in en doorreizen naar het bloed. Onderweg wordt steeds een deel van de chroom-6-verbindingen omgezet in chroom-3-verbindingen.