Direct naar artikelinhoud
OpinieRechtsfilosoof Andreas Kinneging

Andreas Kinneging: ‘De mateloze mens verkeert in een morele crisis’

Rechtsfilosoof Andreas Kinneging kondigt in een vuistdik boek het einde aan van Verlichting en Romantiek, de enige waarden die we nog kennen. ‘De mens moet weer beteugeld worden.’Beeld Malou van Breevoort

Rechtsfilosoof Andreas Kinneging kondigt in een vuistdik boek het einde aan van Verlichting en Romantiek, de enige waarden die we nog kennen. ‘De mens moet weer beteugeld worden.’

Het is een vraag die de Leidse hoogleraar rechtsfilosofie Andreas Kinneging (1962) geregeld aan zijn toehoorders stelt tijdens lezingen en colleges: wat zijn uw hoogste waarden? En steevast, waar hij ook komt en tot wie hij ook spreekt, luidt het antwoord: vrijheid en gelijkheid. Bij mensen ‘van rechts’ ligt de nadruk meer op het eerste, bij de mensen ‘van links’ ligt de nadruk meer op het laatste. Maar voor allen zijn vrijheid en gelijkheid zonder meer positieve begrippen. Als je vrijheid al zou willen begrenzen, doe je dat om de gelijkheid te dienen.

Vrijheid en gelijkheid zijn de hoogste geloofsartikelen, de afgoden van de moderne mens. Alle hedendaagse ideologieën en ‘ismen’ brengen hun streven naar meer vrijheid en gelijkheid tot uitdrukking. Daarin zijn we kinderen van de Verlichting en van de Romantiek, schrijft Kinneging in zijn vrijdag verschenen boek De onzichtbare maat. We zijn kinderen van de Verlichting als we denken dat we met inzet van wetenschap en techniek kunnen voorzien in de materiële behoeften van zoveel mogelijk mensen. En we zijn kinderen van de Romantiek als we onder het mom van ‘zelfontplooiing’ onze individuele vrijheid najagen en onze authenticiteit willen tonen.

‘Verlichting en Romantiek zijn twee pakken die we beurtelings aantrekken’, zegt Kinneging. ‘Maar van deze waarden gaat geen aandrang tot matiging uit. Integendeel: we menen beter af te zijn met nog meer vrijheid en nog meer gelijkheid. De mens moet God worden om zijn begeertes te kunnen bevredigen. En in de bevrediging van die begeertes is hij onmatig. De mens is dus tezelfdertijd God en varken.’

Kinneging heeft geen ‘politiek boek’ willen schrijven. De onzichtbare maat is de weerslag van decennialang gedisciplineerd nadenken over de ontwikkelingsgang van de mensheid. Daarbij reikt de blik verder dan de horizon van politici en beleidsmakers. Kinneging bespreekt de relevantie van denkers uit de klassieke Oudheid – de grote Plato voorop – en van orthodox-christelijke filosofen als Augustinus en Thomas van Aquino, die door de kinderen van de Verlichting en de Romantiek al lang achteloos ter zijde zijn geschoven.

Ongemakkelijk boek

Het resultaat van die inspanningen is een dik, 638 pagina’s tellend boek. Kinneging heeft namelijk niet te veel bekend willen veronderstellen, ook niet bij de kleine lezersschare die hij hoopt te bereiken: ‘De intellectuelen in dit land, met en zonder academische titel.’ Maar De onzichtbare maat is ook een ongemakkelijk boek. In die zin dat de auteur zich afvraagt of vrijheid en gelijkheid, de geloofsartikelen in dit deel van de wereld, hun beloftes wel inlossen. Hij denkt dat hun mateloosheid – ‘meer van het goede is beter’ – tot een morele crisis heeft geleid in vergelijking waarmee de Reformatie (de afscheiding van protestanten van de almachtige Rooms-Katholieke Kerk in de 16de eeuw) slechts ‘een lichte rimpeling was’.

Als panacee tegen de kwalen van de mensheid zijn de Verlichting en de Romantiek feitelijk uitgewerkt. Of, om het in de woorden van Kinneging uit te drukken: we spreken allemaal de taal van de Verlichting en de Romantiek, maar kunnen er niet mee uitdrukken wat er allemaal loos is. We kunnen er het menselijk ongeluk niet mee verklaren. ‘Mede dankzij de Verlichting hebben we grote delen van de mensheid van de gesel van de armoede kunnen bevrijden. Maar toch zijn we niet gelukkig. Eigenlijk is dat een verrassing. Vele ideologieën en alle ‘ismen’ van voorbije eeuwen waren gericht op een maximale begeertebevrediging voor zoveel mogelijk mensen, maar onderhand breekt het ongemakkelijke besef door dat de bevrediging van nog meer begeertes het geluk op aarde niet naderbij brengt. Het geeft geen vervulling, en de aarde raakt er – als reservoir van grondstoffen – door uitgeput.’

Volgens Andreas Kinneging was de Reformatie slechts ‘een lichte rimpeling’ in vergelijking met de huidige morele crisis van de mens.Beeld Malou van Breevoort

Als reactie op het onbehagen dat dit besef met zich meebrengt, trekt de mens het pak van de Romantiek aan. Als het geluk niet te vinden is in de consumptie, zoekt hij het wel in zichzelf. ‘Die zoektocht naar het diepe zelf heeft bepaald ongunstige consequenties, want je zoekt een fantoom. Het diepe zelf bestaat helemaal niet. Zeker: we hebben een bepaalde individualiteit. Maar bovenal worden we getekend door onze sekse, door de tijd waarin we leven, door de groepen waar we deel van uitmaken en door onze algemene menselijke natuur. Die individualiteit is dus maar heel betrekkelijk.

‘De queeste naar authenticiteit, eigenheid en originaliteit is dan ook even vruchteloos als dwangmatig. Ik merk dat bijvoorbeeld aan de worsteling van studenten met de keuze van een thema voor hun masterscriptie. ‘Alles is al geschreven’, zeggen ze dan. ‘Hoe kan ik nog origineel zijn?’ Dan zeg ik: we hoeven helemaal niet origineel te zijn. We zijn schatbewaarders van de wijsheid van de denkers voor ons. Het is net als muziek: die is er al. Je moet haar alleen wel uitvoeren. Voor mijn studenten is dat een geruststellende gedachte. Ze hoeven niet in zichzelf iets op te roepen dat er niet is.’

Mateloos egocentrisme

De meeste vormen van escapisme hebben een bij uitstek romantische inslag: we koesteren onze eigen gedachten, we dalen af in de veronderstelde diepten van onze eigen ziel , we ontdekken onze eigen talenten en we etaleren in de digitale ruimte onze hoogstpersoonlijke ervaringen. ‘In de publicistiek is elke remming op het gebruik van de ik-vorm verdwenen’, zegt Kinneging. ‘Het mateloze egocentrisme en egoïsme dat hierin tot uiting komt, is ook nog eens verheven tot het hoogste morele gebod: ik moet bovenal mezelf zijn.’

Dat is het kenmerk bij uitstek van een tijd waarin de Verlichting en de Romantiek de plaats van God hebben ingenomen: de gulzigheid en de mateloosheid van de mens zijn een onveranderlijk gegeven, en niet meer iets waartegen een ‘innerlijke strijd’ moet worden gevoerd. In het najagen van hun begeerten zijn mensen gelijkwaardig, stelde Thomas Hobbes al in de 17de eeuw, enigszins fatalistisch, vast. En daar moest de samenleving op worden ingericht. Ze moest de collectieve bevrediging van de begeertes zien te faciliteren. De markteconomie, de technologie en de democratie zijn de instituties die bij dit streven passen.

‘Verlichting en Romantiek geven zich onvoldoende rekenschap van het menselijk tekort’, zegt Kinneging. ‘Plato en het christendom doen dat wel. Bij Plato was het vooral een intellectuele kwestie: de bron van het tekort is het tekortschieten van de rede. Voor het christendom ligt het probleem vooral in de wil. De mens is geneigd vooral het subjectief goede voor zichzelf te willen. Daarom is een ommekeer van de wil nodig, waardoor die niet meer op zichzelf is gericht, maar op het Ware, het Goede en het Schone.’

Europese Traditie

Het mensbeeld van Plato, Augustinus en diens christelijke geestverwanten vormt de kern van wat Kinneging de Europese Traditie noemt: de disciplinering van de tot zelfzucht en mateloosheid geneigde mens. ‘Daarvan zijn de Bijbel en de boeken van oude Grieken doordesemd. Het verhaal over Odysseus die door de sirenen werd verleid en het verhaal over de zondeval van Adam en Eva gaan over ons. Over de mens die zich niet naar God wil richten, maar die alles zelf wil bepalen. Vroeger werd de beknotting van die menselijke opstandigheid als iets positiefs gezien. Maar onder invloed van de Verlichting is in dat verhaal de klad gekomen: de zelfbepaling van de mens wordt vanaf toen gezien als iets goeds. Ja, zelfs als het hoogste goed.’

Het moderne denken miskent dat het orthodoxe christendom – anders dan deze woordcombinatie doet vermoeden – veel minder star en doctrinair was dan het christendom van latere eeuwen. Kinneging: ‘Orthodoxie is afgeleid van het Griekse doxa, dat mening betekent. Volgens Augustinus en Thomas van Aquino zat mening ergens tussen kennis en onwetendheid in. Wie gelooft, weet dus niet, maar koestert hoop. De hoop dat het leven betekenis en zin heeft, en dat de wereld uiteindelijk goed is. Maar zeker weten doet hij het niet.’

Europese Traditie
Beeld Malou van Breevoort

Met die onzekerheid van het geloof konden vele christenen uiteindelijk niet leven. ‘In de Reformatie, en ook in de Contrareformatie binnen de Rooms-Katholieke Kerk komt de behoefte aan duidelijkheid en zekerheid tot uitdrukking. Geloof moet meer zekerheid bieden dan weten. Het gevolg: letterknechterij. Alleen de letterlijke betekenis telt. En ‘formulierknechterij’: in deze periode ontstaan de catechismen, waarin precies wordt geformuleerd wat zonder twijfel moet worden geloofd. Dit is een van de voornaamste oorzaken van de ondergang van het christendom in Europa, en daarmee ook tot het einde van de Europese Traditie. Een letterlijke Bijbeluitleg, met de pretentie van waarheid en zekerheid, riep zijn eigen tegenspraak op. Hij was een makkelijke prooi voor de denkers van de Verlichting. In het midden van de vorige eeuw was van die mooie Europese Traditie alleen nog een leeg omhulsel over. Dat kon in de jaren zestig zo omver worden geblazen.’

Herwaardering

Volgens Kinneging vraagt de crisis waarin Verlichting en Romantiek verkeren om een herwaardering van de Europese Traditie. Oftewel: een beteugeling van de mateloze mens. Dat zal een hele toer worden, geeft Kinneging toe. Want de mens heeft het grondig afgeleerd om bescheiden en dienstbaar te zijn. Maar toch: ‘Als het klopt wat ik zeg, zullen we meer en meer onze neus stoten. De talen die we gebruiken om de wereld en onszelf te begrijpen, sporen onvoldoende met de werkelijkheid. Dat gaat meer en meer schuren. Een voorbeeld uit het recente verleden: wie op marxistische wijze de wereld en de mens uitlegt en op basis daarvan de marxistische heilstaat wil verwezenlijken, eindigt met totalitaire onderdrukking. Je krijgt problemen als er een te grote kloof gaapt tussen de werkelijkheid en je mens- en wereldbeeld.’

Nu Verlichting en Romantiek steeds meer het antwoord schuldig blijven op problemen waarvoor de mens zich geplaatst ziet, is er volop reden voor een herbezinning op onze aard en herkomst. Met zijn boek hoopt Kinneging hieraan een bescheiden bijdrage te leveren – ‘staand op de schouders van veel grotere denkers die mij zijn voorgegaan’.

Kan hij met een moeilijk boek voor een klein lezerspubliek weerwerk bieden tegen het tumult van de sociale media? ‘Tja, Keynes zei ooit dat de wereld wordt geregeerd door ideeën. De invloed op de gang der dingen van bijvoorbeeld Plato, Augustinus, Adam Smith en Karl Marx was oneindig veel groter dan die van welke politicus ook. Anderzijds: als helemaal niemand meer zulke boeken leest, daalt de invloed ervan tot nul. Dan wordt wat er gebeurt overwegend door roeptoeters bepaald. De vraag is of de beschaving op die wijze overeind te houden is. Dat zie ik somber in.’